
Feestbrood
Gemiddeld
Lees verder onder de advertentie
Bereiding
Maak van je grondstoff en, behalve de desemĀ en gist een dijk. Giet het water rustig in de cirkel,Ā maar niet in fases. Houd een deegkrabber in deĀ aanslag, zodat je je deeg kunt bijkrabben als hetĀ nodig is. Meng de grondstoff en met je vingersĀ langzaam met draaiende bewegingen door hetĀ water. Het desem en de gist heb je apart gehoudenĀ en voeg je pas toe als het gevaar op eenĀ dijkdoorbraak geweken is. Met je krabber haal jeĀ alles van de werkbank.
Nu komt de kneedfase. Het is erg belangrijkĀ dat je op een klein stuk van je werkbank werkt,Ā zodat de temperatuur in je deeg tijdens hetĀ kneden kan oplopen. Kneden doe je door eenĀ rol te maken en deze horizontaal uit te trekkenĀ tot een stuk van ca. 5 bij 5 centimeter. Hierna rolĀ je hem weer op. Draai je rol nu een kwartslag enĀ trek hem opnieuw uit tot een stuk deeg van ca.Ā 5 bij 5 centimeter. Voeg geen bloem toe als jeĀ deeg nog plakt, het komt vanzelf goed.
Kneed ca. 12 minuten tot een elastisch deeg. Zorg dat je deeg een temperatuur heeft van 26°C. Trek er nu een stuk deeg af en voel of je deeg elastisch is. Controleer het door een vliesje te
trekken van je deeg. Als dit lukt, ben je klaar metĀ kneden. Draai de vulling door het deeg.Weeg deegstukken af van ca. 500 g. Leg eenĀ beetje bloem op de werkbank om het deeg opĀ te kunnen bollen. Vorm het deeg door het metĀ je hand (gebruik je vingers niet) plat te drukken.Ā Er ontstaat een deeg ter grootte van eenĀ hand. Hierop rol je het deeg naar je toe vanuitĀ twee punten. Je vouwt het deeg als het wareĀ op. Je hebt er nu een trapeze of zadelmodel vanĀ gemaakt. Wij noemen het een puntje.
Vanuit de bovenste punt rol je het deeg naarĀ je toe. Als het deeg opgerold is leg je het in deĀ lengte van je hand met de sluiting omhoog.Ā Met je platte hand druk je het deeg nu plat. JeĀ rolt het deeg nu nogmaals op. Je rolt het platteĀ stuk naar je toe. Van het rechthoekige deegĀ maak je nu voorzichtig een bol. Je hebt het deegĀ eigenlijk tussen de zijkanten van je hand liggen.Ā Je duimen zijn boven, je pinken net boven deĀ werkbank. Nu ga je je deeg onder spanningĀ brengen en opbollen. Je draait zachtjes rondjesĀ met het deeg. De bol blijft steeds tussen jeĀ handen. Je stopt er zo warmte en energie in. JeĀ voelt het deeg op spanning staan als je goedĀ hebt opgebold. Met een vinger kun je zachtjesĀ proberen of het deeg zo sterk is dat het als hetĀ ware āterugveertā. Je opgebolde deeg laat jeĀ 10 minuten rusten, liefst in een met bloem bestrooidĀ deegmandje bij 29°C.
Maak intussen de amandelspijs* aan met banketbakkersroom* en doe het op kamertemperatuur in de spuitzak. Verdeel de bol deeg iets uit het midden in tweeën voor een boven- en
onderkant. Het kleinste deel is de bovenkant. Neem het grote deel en maak het plat op een natte werkbank. Houd je handen goed nat en leg het deeg onder in het taartpannetje.Spuit het amandelspijsmengsel in een spiraal op het deeg. Hierbij houd je 2 centimeter vrij van de rand. Verdeel de 10 amarenekersen in een rondje eroverheen. Maak je handen nat en druk de bovenplak plat op een natte werkbank. Bedek hiermee het amandelspijsmengsel en zorg dat het deeg goed blijft plakken aan het randje van 2 centimeter vrij deeg. Er mag geen amandelspijs tussen zitten. Dat gaat namelijk losbakken. Bestrooi het geheel met amandelschaafsel. Laat het brood 30 minuten narijzen. Bak het brood 25 minuten op 190°C.









